Vertaling Bijbel, Kanttekeningen SV, [], [102]Zij zullen te zamen brullen als jonge leeuwen, [103]briesen als leeuwenwelpen. 102. De Babyloniers zullen in hun feestbanket juichen, razen en tieren, als dartele jonge wilde leeuwen; waarop vs.39 past. Of, [gelijk sommigen] zij zullen als verhongerde jonge leeuwen brullen en briesen, omdat hun de roof benomen is. Anderen verstaan het van de Perzen en Meden, die over den roof van Babel als leeuwen zouden brullen. 103. Of, ruchelen; dat is een onvolkomen gebrul voortbrengen, dat aan het geluid der ezels gelijk is. Anderen: zich uitschudden, of het haar verschudden; vergelijk Richt.16:20, met de aantekening.